Ronald Plasterk, Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap, schreef dit voorwoord in het Kunstweek Boek:
Kunst om naar te kijken
‘Who needs art?’ is de vraag die de Kunstweek aan het publiek stelt. Dat lijkt op het eerste gezicht een retorische vraag, maar er zit natuurlijk meer achter. Beeldende kunst wordt ten onrechte als elitair en kostbaar beschouwd. Onbekend maakt onbemind. Daarom is het goed dat de Kunstweek hier iets aan doet door beeldende kunst bij een breed publiek in de schijnwerpers te zetten. Want kunst geeft glans aan het leven, maakt het leven mooier, daarom willen we er zoveel mogelijk mensen van laten genieten.
Dit streven past in de tijdgeest. We zien dat mensen steeds hogere eisen aan gebruiksvoorwerpen stellen. Meubels, verlichting en servies moeten niet alleen functioneel en duurzaam zijn, maar ook esthetisch verantwoord. In dergelijke voorwerpen is dan ook steeds vaker de hand van een kunstenaar te ontdekken. Zo komt kunst naar het publiek toe. Andersom zoekt het publiek de kunstenaars op in musea, galeries en kunstuitleencentra. Ook kunst in openbare ruimtes maakt kunst voor iedereen zichtbaar en maakt de architectuur gedurfder en zichtbaarder.
De Kunstweek en dit Kunstboek verlagen de drempel tussen kunstenaar en publiek. Het publiek wordt hierdoor geprikkeld om op een andere manier naar kunst te kijken. Tegelijkertijd maakt de Kunstweek duidelijk dat kunstenaars niet van de wind kunnen leven, dat er een prijskaartje aan hun werk hangt. Het valt op dat mensen een paar honderd euro voor een foto of een aquarel al snel heel veel geld vinden, terwijl zulke bedragen zonder mankeren worden neergelegd voor een etentje met een paar vrienden of voor de loodgieter. Is kunst duur? Dat is betrekkelijk. Een kunstenaar moet verrassend veel van dergelijke foto’s of aquarellen verkopen om een redelijke bruto boterham te verdienen.
De overheid kan kunstenaars namens het publiek, namens de samenleving ondersteunen, bijvoorbeeld met subsidies. Daardoor krijgen kunstenaars de ruimte om zich creatief te ontwikkelen en om een basis voor een zinvol werkend bestaan te leggen. Maar uiteindelijk moet het vooral gaan om de interactie tussen kunstenaar en publiek. Daarom juich ik initiatieven als de Kunstweek toe.”
Een tweede voorwoord in het Kunstweek Boek is van de hand van
Ronald Kraayeveld, hoofdredacteur Tableau Fine Arts Magazine en
museum.nl, lid van de Raad van Advies van de Kunstweek en sinds 2004
van de Kunstenaar van het jaar:
Over cijfers en kloven
De cijfers liegen er niet om. Een kwart van de Nederlanders heeft belangstelling voor beeldende kunst, leert een eerder dit jaar gepubliceerde studie van onderzoeksbureau Motivaction onder 2000 Nederlanders tussen de vijftien en tachtig jaar. De waardering voor mensen die creatief bezig zijn, is hoog (94%). Gerede kans, dat daar 'echte' kunstenaars bij zitten. En dan komt het Sociaal en Cultureel Planbureau met ontnuchterende cijfers: slechts vier procent van diezelfde Nederlanders huurt of koopt daadwerkelijk een kunstwerk.
Waarom?
Anders dan kunst- en cultuuremancipatie en -educatie, vooral gericht op stimulering van museumbezoek, is aankoop van kunst nooit serieus overheidsbeleid geweest, afgezien dan misschien van de Kunstkoopregeling. Of die regeling echt zoden aan de dijk heeft gezet, kan volop worden betwijfeld. Maar dat geldt ook voor het emancipatie- en participatiebeleid zelf. Gelezen in Boekman 72, de veelgeprezen publicatie van de (cultuursociologische) Boekmanstichting, hoe minister Ronald Plasterk zijn recente nota over de hoofdlijnen van het komende cultuurparticipatiebeleid omschrijft? "Kunst en volk moeten elkaar vinden." En dat is een uitspraak van de vroegere Amsterdamse SDAP-wethouder Emanuel Boekman. Uit 1939! Maar eerlijk is eerlijk: met hetzelfde recht van spreken laat zich ook niet voorspellen wat er in Nederland zou zijn gebeurd zonder gericht overheidsbeleid op dit terrein gedurende de laatste decennia.
Toch: zet een paar van deze kloven op een rij, en de vraag is niet meer of een particuliere stichting als die van de Kunstweek moest opstaan, maar alleen wanneer. Idealistisch? Zeker: laat zo veel mogelijk mensen kennis maken maken met en genieten van kunst. Als tussenstap op weg naar het kopen en verzamelen van kunst; ofwel van interesse naar passie.
Wie de allereerste verkiezing van Kunstenaar van het jaar nog heeft meegemaakt, kan weten dat er in de verschillende stemronden tienduizend stemmen werden uitgebracht. De kritiek was toen ook niet van de lucht, simpel samengevat: hoe kun je appels en peren met elkaar vergelijken? Opmerkelijk: die kritiek kwam juist uit de hoek van mensen van wie je toch eigenlijk mocht verwachten dat zij hun klassiekers kenden. Dat er bijvoorbeeld een paar honderd jaar voor Christus in Griekenland verkiezingen waren voor de beste toneelschrjver. En dat ene Sophokles met zijn toneelstukken 24 keer de eerste prijs won in de Dionysia, een verkiezing die zestig jaar zou bestaan. Met mede-deelnemers als Aischylos en Euripedes, die beide één keer wonnen...
We schrijven nu september 2007. Met een wederom versterkt comité van aanbeveling, inclusief illustere voorgangers van Plasterk. Plus de participatie van het Groninger en Cobra Museum in het programma van de Kunstweek. En maken we mee dat er nu 40.000 stemmen zijn uitgebracht. Leve de beeldende kunst. En leve de Kunstweek!”